Hersendood: een schimmige formule
Artikel 14 van de Nederlandse Wet op orgaandonatie.
“Indien het voornemen bestaat tot het verwijderen van een orgaan uit een beademd stoffelijk overschot, wordt de dood vastgesteld aan de hand van de volgens de laatste stand van de wetenschap geldende methoden en criteria voor het vaststellen van de hersendood.”
“Onder hersendood wordt verstaan het volledig en onherstelbaar verlies van de functies van de hersenen, inclusief de hersenstam en het verlengde merg. Vaststelling van de hersendood vindt slechts plaats in geval van een dodelijk hersenletsel waarvan de oorzaak bekend is en dat niet behandelbaar is.”
Dit wetsartikel vormt de basis voor orgaandonatie en transplantatie. Het laat duidelijk zien dat een patiënt – een mens – in deze situatie is gereduceerd tot zijn hersenen. En dan ook nog slechts tot dat beperkte gebied van de hersenen dat kan worden gemeten, hoewel de wet dit ‘volledig’ noemt.
De methoden en criteria hiervoor kunnen m.b.v. de technologie veranderen. Hiermee verandert tevens het moment dat je wordt dood verklaard. Hoe logisch is de gedachtegang dat het doodmoment afhankelijk is van de stand van de technologie?
Hoe logisch is het dat het sterven uit de wet op de orgaandonatie is weggeschreven en daarmee totaal wordt ontkend? Sterven bestaat niet meer. Je leeft of je bent dood, van de een op de andere seconde, daar is niets meer tussen.Hoe geloofwaardig is dit?
Een misleidend criterium
Wetten worden bedacht door mensen die een bepaald doel voor ogen staat. Het zijn middelen om een doel te bereiken. Het gezegde ‘het doel heiligt de middelen’ komt hier in een vreemd daglicht te staan. Het middel dat hier gehanteerd wordt, is mensen dood verklaren die het niet zijn. Dan is het gerechtvaardigd te spreken van misleiding met heel dure consequenties. Die misleiding wil ons doen geloven dat levende organen uit een stoffelijk overschot, uit een lijk, kunnen worden gehaald. Hoe lang gaan we hier nog in mee?
Alleen levende organen kunnen met een enige kans op succes getransplanteerd worden. Die levende organen kunnen alleen maar uit levende mensen gehaald worden. Bij welke mensen worden die organen weggehaald? Bij mensen met een ernstig hersenletsel dat ze bijvoorbeeld hebben opgelopen bij een klap op hun hoofd, een verkeersongeval, een bepaald soort hersenbloeding.
Deze mensen bevinden zich in een comateuze toestand en worden op de IC-afdeling van een ziekenhuis verzorgd. Ze liggen aan de beademingsapparatuur en worden ook voorzien van o.a. voeding en medicijnen. Met hen worden allerlei testen gedaan en als ze nergens op reageren worden ze na enkele dagen ‘hersendood’ verklaard, terwijl hun lichaam nog uitstekend functioneert en ze zelfs koorts kunnen ontwikkelen.
Welk stoffelijk overschot kan dat? Deze patiënten moeten wel ondersteund worden in hun ademhaling via kunstmatige beademing. Kunstmatige beademing is echter geen criterium om dood verklaard te worden.
Er worden wel meer patiënten kunstmatig beademd en in leven gehouden.
Overduidelijke aanwijzingen dat een zo genaamde hersendode – een stoffelijk overschot – nog leeft, vind je voor de duidelijkheid hier op een rijtje gezet.
Een werkelijk stoffelijk overschot kan onmogelijk beademd worden.
Een werkelijk stoffelijk overschot kan onmogelijk in leven gehouden worden. Elke medicus zal dit beamen.
Adem is een fundamentele voorwaarde voor (menselijk) leven en zolang een mens zelf ademt of beademd wordt, leeft hij.
‘Volledig en onherstelbaar verlies van de functies van de hersenen’ blijkt in de praktijk niet waar te maken.
Hersendood is een bedacht criterium om orgaandonatie mogelijk te maken en heeft niets te maken met de werkelijke dood.
Tot slot
De eed van Hippocrates
De Nederlandse artseneed – ook wel de eed van Hippocrates genoemd – bevat enige zinsneden die interessant zijn in dit verband:
“Ik zweer/beloof dat ik de geneeskunst zo goed als ik kan zal uitoefenen ten dienste van mijn medemens.”
“Ik zal aan de patiënt geen schade doen. Ik luister en zal hem goed inlichten.”
“Ik zal mij open en toetsbaar opstellen.”
Als we ‘mijn medemens’ en ‘de patiënt’ vervangen door een hersendode, wat leert deze eed ons dan? Een hersendood verklaarde mens is immers onze medemens en een patiënt. Is er naar zijn vragen geluisterd? Is hij goed, d.w.z. volledig juist, ingelicht?
Hoe open en toetsbaar stellen artsen en specialisten in ziekenhuizen zich op naar potentiële donoren en hun familie?