Dement
Tja, wat moet je antwoorden als je gevraagd wordt of je nog even blijft, terwijl je weg wilt?
En wat zeg je als er gevraagd wordt wanneer je weer komt?
Wat me verward is die hoopvolle blik, die starende ogen die me, meer nog dan de vraag, schaamteloos doordringen.
Eigenlijk wil ik naar huis, weet ik niet meer wat ik moet zeggen.
Het is ook niet duidelijk hoeveel er blijft hangen van wat ik zeg. Waarschijnlijk blijft ’t ook niet hangen als ik een leugentje om bestwil vertel, maar is dat wel eerlijk, vraagt iets diep binnenin me?
Nee, eerlijk is het niet, maar in ieder geval is dat makkelijker dan blijven staan zonder iets te zeggen.
Hij blijft me aankijken, schaamteloos en vol vertrouwen en met hoop!
Die verdomde hoop maakt me onzeker, ik weet niet hoe ik daarmee moet omgaan.
Daarom wil ik ook weg en om mijn eigen onzekerheid te verdoezelen, maak ik een zinloze losse opmerking;
“Ga je nog wat leuks doen vandaag?” Hij glimlacht alleen maar.
Hij weet niet wat ie gaat doen vandaag en ook niet meer wat er gisteren gebeurd is. Hij is dementerend en dan wordt je wereld héél klein, benauwend klein.
Zo klein, dat je jezelf aan iedereen gaat vastklampen, om een beetje houvast te hebben in die grijze schimmenwereld van verdroogde herinneringen.
Bij elk grapje dat ie maakt tovert hij een hoopvolle grimas op zijn gezicht; dit heeft ie toch wel goed verteld?
Of was de clou anders? Je ziet de twijfel door hem heen schieten en vergoelijkend zegt ie erachter aan: ”Toch?”
Ik zeg dat ik het ook niet weet en hij lacht, best ongemakkelijk, want ik kan zien dat ie wel voelt wat er gebeurt.
Ik voel ’t ook en precies dat maakt ’t juist zo ongemakkelijk.
Ik kan nu gewoon weglopen, dat is makkelijker dan geconfronteerd worden met zijn frustrerende wanhoop. Hij kan niet weglopen.
Niet meer, hij heeft geen sleutel en kan er niet zonder hulp uit.
Hij heeft een sleutel gevraagd, maar die kreeg ie niet en waarom werd hem niet verteld. Hij begrijpt ’t niet, maar hij voelt ‘t wel.
Peter Sattva