De ‘mythe Einstein’ verbergt diepe geheimen!
Mythes kunnen een kern van waarheid hebben, maar ze kunnen ook vanuit leugens ontstaan. Zoals bij Albert Einstein.De ‘heersende mening’ over Einstein, een voorvechter van wereldvrede; een levensgroot rolmodel voor de menselijke goedheid.
En het grootste genie van de wetenschappelijke wereldgeschiedenis. Maar dit blijkt niet helemaal juist.
Einstein werd op jonge leeftijd als “achter” gezien, hij kon niet goed meekomen. Hij ontwikkelde, overeenkomstig de psychologische beelden over compensatiegedrag van Jung en Adler, een diep gewortelde geldingsdrang, die hem zijn hele leven lang zou leiden. Iedere mislukking in zijn leven verhoogde echter opnieuw zijn laatdunkendheid en zijn opstandigheid naar de wereld om hem heen.
Nog vóór zijn puberteit beschuldigde hij het Duitse onderwijssysteem ervan, hem met onjuiste religieuze lessen te hebben bedrogen (waarbij op te merken valt, dat Einstein geen orthodoxe jood was). Toen hij 15 jaar was, vervalste hij een medisch advies om niet aan deze religieuze lessen te hoeven deelnemen.
Toen hij 17 jaar werd (in 1896), gaf hij zijn Duitse nationaliteit op, om de militaire dienst te ontduiken. Later bekende hij zelfs ‘nooit aan mijn vaderland, noch aan mijn (ouderlijk) thuis of vrienden te hebben toebehoord, maar alleen bij de ‘stam’ (het zionisme) te horen.”
Misschien is deze ontwikkelingsfase wel de reden, dat hij zijn oudste dochter Liesel ter adoptie gaf, zonder zich voor de rest van zijn leven zich nog om haar te hebben bekommerd.
En dat hij zijn geestelijk gehandicapte zoon Eduard naar een psychiatrische inrichting in Zwitserland deporteerde, zonder zich verder over diens gezondheid en lot te interesseren,
In dit plaatje past ook de vernederende behandeling van zijn andere kinderen, zoals blijkt uit al hun getuigenissen. En van de verklaringen van zijn 2 echtgenotes, de vrouwen die hij beiden bloot werden gesteld aan langdurige vernederingen en Einsteins’ affaires met andere vrouwen.
We spreken over dezelfde man, die maar liefst 4x van nationaliteit wisselde; want hij was achtereenvolgens: Duits, Zwitsers, weer Duits, Engels en tot slot Amerikaans. Hij is de man die zich in dat kader zélf beklaagde:
“Misschien is het mijn lot, dat ik overal als een boos dier verschijn: voor de Duitsers ben ik een jood en voor de Engelse een Duitse wetenschapper”
Het meest trieste is echter, dat de zielige Albert Einstein zich met zijn 17 jaar alleen en achtergesteld moet hebben gevoeld, omdat hem zijn allergrootste en liefste wens door het leven werd geweigerd: hij wilde een virtuoze violist worden. En hoewel zijn rijke, joodse familie hem de beste muziekscholen in München, Milaan en Warau veroorloofden, bleek tóch dat hij keihard onder ogen moest zien, dat hij nooit méér dan een middelmatige violist zou zijn geworden.
Het was onvermijdelijk dat hij zich naar iets anders moest omkijken. Zijn doel was om succes in het leven te hebben, en dát ten koste van alles. Hij besloot toen een geleerde wiskundige te worden, en dat ondanks de buitengewoon bescheiden prestaties die hij op het gymnasium leverde. Hij slaagde erin in het volgende jaar, aan het prestigieuze ‘Polytechnicum’ in Zurich te worden toegelaten.
Omdat wiskunde echter niet Einsteins sterkste vak was, wisselde hij van wiskunde naar natuurkunde. In 1900 lukte het hem te slagen voor deze studie, waarbij hij met 4,9 als cijfer (6 en 5 is onvoldoende, 1 is het hoogste) precies het vereiste minimum behaalde. Maar zijn eindscriptie kreeg het laagste cijfer van alle medestudenten. In het daarop volgende jaar leverde hij -ten behoeve van zijn doctoraal promotie- zijn dissertatie in, die echter werd teruggewezen.
Toen hij wisselde van onderwerp, werd het echter weer een mislukking. “Ik heb er genoeg van; ik zal de promotie nooit halen!” schreef hij 1903 aan een van zijn vrienden.
Het verblijf aan het ‘Polytechnicum’ bleef tóch niet vruchteloos, want rond die tijd, dat was het geluk van Albert Einstein, onderwezen er wetenschappers van de grote reputatie, zoals Weber, Wolfer, Hürdwig en Pernet.
Maar ook de grote wiskundige Hermann Minkowski onderwees er. Minkowski werkte de theorie van de vierdimensionale ruimte uit (en kan daarmee zodanig als de ware grondlegger van de ‘Speciale Relativiteitstheorie’ worden gezien).
Einstein leerde op deze onderwijsinrichting bovendien zijn echtgenote Mileva Maric kennen.
Zijn eerste baan
Inmiddels was Albert Einstein begonnen voor het Zwitserse Octrooibureau (Patentamt) in Bern te gaan werken. Hij was daar een ‘technische deskundige 3e rang’. Maar het stelde hem in staat met de bekendste wetenschappers van zijn tijd in contact te treden en met de nieuwste uitvindingen vertrouwd te raken. Dit versterkte ook weer zijn wens zelf succes te hebben.
In 1905, 5 jaar ná zijn eerste pogingen, lukte het Einstein uiteindelijk om te promoveren. Hierbij kwam de opmerking van een beoordelende professor dat deze doctoraalthese ‘kort, saai en betekenisloos’ was.
Het werk van Einstein had als onderwerp: ‘Eine neue Bestimmung der Moleküldimensionen’ dit 29 pagina-tellend promotiewerk (‘Een nieuwe visie op de moleculedimensies)Het kostte het Einstein 5 jaar om af te leveren.
Omdat het monolithische gebouw van de klassieke Newton-natuurkunde , echter net scheurtjes begon te vertonen, waren de omstandigheden gunstig voor ‘nieuwe hypotheses en inzichten’. En omdat Albert Einstein feitelijk geen reputatie te verliezen had, ging hij iets riskeren. Hij verdiepte zich in het bestuderen van de groten van zijn tijd, zoals Mach, Lorentz, Weber, Maxwell, Boltzmann, etc. Uit al deze kennis destilleerde hij zijn conclusies.
Maar af en toe viel hem de lectuur van deze grote natuurkundigen, met het oog op de wiskundige uitdagingen die hun werk bevatte, tamelijk tegen. Hoe kreeg het onze grote held het voor elkaar, om zich, mét een nijpend tekort aan onmisbare wiskundige basiskennis, uit deze moeilijke situatie te bevrijden? Dit is een vraag die reeds velen zich hebben gesteld en tóch is het antwoord in waarheid vrij simpel !
1905 ‘Annus mirabilis’, een wonderlijk jaar
Zoals zijn biografen het beschrijven, was 1905 voor de jonge Einstein inderdaad een ‘wonderjaar’. Waarom? Dank zij zijn relatie met Nobelprijswinnaar Wilhelm Wien, de bedenker van de gerenommeerde ‘Annalen der Physik’ (Annalen van de fysica (natuurkunde)) lukte het Einstein, de al reeds genoemde dissertatie van hemzélf én 4 andere artikelen in verbinding te brengen !
Hij bracht onder andere dit artikel uit: ‘Over een heuristisch gezichtspunt, de productie en transformatie van het licht betreffend’. Hierin werd de kwantumhypothese van Planck (echter zónder Planck te citeren!) met de ‘foto-elektronische fenomenen’ van Lenards in verbinding gebracht.
Dit leverde hem in 1922 niets minder dan de Nobelprijs op.
Eigenlijk zou hij voor een ander artikel worden onderscheiden, namelijk zijn artikel ‘Zur Elektrodynamik bewegter Körper’ (‘Vanuit elektrodynamica bewegende lichamen’). Hierin schetste Einstein voor het eerst de ‘Speciale Relativiteitstheorie’, die feitelijk al eerder, in hun losse onderdelen, geformuleerd waren door achtereenvolgens Maxwell, Lorentz, Kaufmann, Cherenkof, Poincaré en vooral door zijn vroegere professor uit Zurich, Minkowski!
Het werd door het Nobelcomité slimmer geacht, Einsteins Nobelprijs met een andere artikel te rechtvaardigen, dan het artikel over de ‘speciale relativiteitstheorie’. Vooral vanuit de lage geloofwaardigheid, die deze nieuwe ‘theorie’ toen door de wetenschappelijke gemeenschap toegekend kreeg. En tevens, doordat het simpelweg moeilijk te bepalen was, hoeveel gemeenschappelijke grondleggers van deze ‘relativiteitstheorie’ er waren. Dit zou het twijfelachtige karakter van de toekenning over laten komen, omdat de theorie niet aan één individu toe te schrijven was.
Einstein’s zionistische, kapitalistische, globalistische ‘geloofsgenoten’
Ook toen de ridderslag kwam, in de vorm van de Nobelprijs, waarbij hij tot ‘Pontifex Maximus’ van het wereldgeweten werd, pas in 1922 gebeurde, leverden hem de 4 genoemde artikelen een bepaalde reputatie op en ongewone bekendheid. In wetenschappelijke kringen van Europa en Amerika werd alleen nog over de jonge Einstein en ‘zijn theorie’ gesproken. Einstein had het moeilijkste volbracht; want hij hád de geest van zijn tijd geraakt.
In een tijd waarin de absolute waarden (liefde, eer, vaderland, gezin en godsliefde) in Europa opnieuw belangstelling kregen, bewoog het idee van het relativisme vrij rond. Een idee dat puur op zich een discussie waardig is. Vanuit die gedachte, vertegenwoordigde het ‘genie’ Einstein met succes een subversief relativisme. Hij herleidde en vertegenwoordigde de maatschappelijke gemoederen op dit gebied. Dit bleek voor Einstein een soort onuitputtelijke goudmijn en hij op zijn beurt, een ‘deus ex machina’ van de liberalistische, kapitalistische en ‘vooruitstrevende’ agenda.
Einstein was geslaagd, maar werd onbewust ingezet als een paradepaardje.
Nu werd hem aangeboden aan de universiteit van Bern zijn ‘stralingstheorie’ te doceren. Maar om nou te zeggen dat zijn debuut als docent buitengewoon briljant was geweest, gaat veel te ver. In het eerste jaar bijvoorbeeld, schreven zich slechts 4 studenten voor zijn lessen in, en in het opvolgende jaar zelfs maar één, namelijk de als Duitser ingeburgerde Litouwer, Max Stein.
Dit alles bleek toch geen belemmerende factor voor de universiteit van Zürich, met dank aan de inspanningen van zijn goede vriend Kleiner, om Einstein een baan als privédocent aan te bieden. Daarna kwamen Praag, weer Zurich, Berlijn etc. Het jaar 1905 zou inderdaad het magische ‘wonderjaar’ blijven, want noch ervoor, noch erna, bereikten zijn werk de hoogte, de originaliteit en briljantie, noch de schrijfstijl, van de vier artikelen, die in de ‘Annalen der Physik’ gepubliceerd waren.
Het geheim van Einstein?
De kwaliteit en originaliteit van zijn werk, verbaasden al eerder Prof. Herman Minkowski, die de grenzen van zijn voormalige student uiterst goed kende. Een uitspraak van Minkowski was:
“Einstein? Als het Grossmann, Wegener, of zijn buitengewoon intelligente vriendin Mileva waren geweest…maar nou precies Einstein, hij die de lessen spijbelde.”
Een feit was echter dat het Einstein was, die als geestelijke auteur van de genoemde artikelen werd aangezien
Totdat 23 Jaar geleden, om precies te zijn, in februari 1990, op de jaarlijkse bijeenkomst van de AAAS, de ‘American Association for the Advancement of Science’ de bom ontplofte.
Deze bom was de analyse van de fysicus Evans Harris Walker uit Aberdeen (Maryland) en de taalonderzoekster Senta Trömel-Plötz van de ‘German Research Society’ in Bonn, die ieder -onafhankelijk van elkaar en met inachtneming van de criteria van hun eigen discipline- de door Einstein in 1905 in de “Annalen der Physik” gepubliceerde artikelen die deze bom deed barsten.
Daar bovenop kwam de analyse van onderliggende privé-correspondentie tussen Einstein en zijn toenmalige echtgenote Mileva. Beide wetenschappers, kwamen tot de verrassende conclusie dat, de aan Einstein toegeschreven geniale ideeën, evenals de benodigde, kostbare en inspannende wiskundige uitwerkingen ervan, in werkelijkheid aan zijn echtgenote Mileva Einstein geborene Maric zijn toe te schrijven !
Wetenschappelijke ‘fraude’?
Daarmee is er ook een verklaring gekomen voor de verrassende breuk in de kwaliteit van Einstein’s werk, ook met betrekking tot de omvang ervan, precies vanaf 1919, het jaar van zijn echtscheiding! Vanaf dit moment werkte hij steeds samen met andere natuurkundigen (als Podolsky, Bose, Nathan, Rose, de Sitter, Infeld, Hoffmann etc) .
Einstein liet daarbij ook een aanhoudende en duidelijke afhankelijkheid van ondersteunende helpers op het gebied van de wiskundige uitwerking van theorieën zien.De wiskundigen die hiervoor betaald werden, waren o.a. Grossmann, Groumer, Lanczos. Ernst Strauss herinnert zich hoe Einstein, wanneer die een wiskundige gedachtegang niet kon begrijpen, placht te zeggen placht:
“Ik ben overtuigd, maar niet werkelijk overtuigd.”
Talrijke anekdotes bewijzen het oordeel van fysicus Evans Harris Walker in zijn rapport: “Mila, zijn echtgenote was hem superieur en nam daarbij in het begin het initiatief op het gebied van de theorievorming.”
Houden we voor ogen, dat in die tijd, heel weinig mensen toegang naar de universiteit hadden, en Einstein daardoor zonder problemen aan het prestigieuze ‘Polytechnicum’ in Zurich werd toegelaten,
en daar ook kon afstuderen en promoveren.
Mileva daarentegen was toen de enige vrouw van die studiegang
Zij diende zich als het ware ‘gedeist’ te houden, hoewel zij veel intelligenter en briljanter was dan Einstein. Beiden deelden hun voorliefde voor de klassiekers van de natuurkunde, net zoals hun interesse voor de grote strubbelingen tussen mensen in de omgang binnen de samenleving. Daarnaast liep Mileva mank, vanaf haar rechter zij, hetgeen hen emotioneel dichter bij elkaar had gebracht.
De protserige Einstein herkende waarschijnlijk al snel dat dit meisje voor hem een goudmijn was, dat hij haar ideeën ook op andere gebieden kon gebruiken, bijvoorbeeld in de filosofie en de politiek, en dat hij aan haar goed zou kunnen verdienen.
En op deze manier zou hij zich verder kunnen opwerken, mede ook door het ‘benutten’ van zijn relaties en contacten met de groepen en geheime kringen van zionisten en ‘vrienden-van-de-vooruitgang-vrienden’, zoals ‘Neue Heimat’, ‘Freunde des neuen Russlands’ en de ‘Liga der Weltregierungsbefürworter’.
Een uiterst verhelderend detail door onderzoekster Senta Trömel-Plöts benadrukt, is de clausule in het scheidingscontract van 1919, tussen Albert en Mileva, waarin Einstein toekent, in het geval dat hij voor het, in de ‘Annalen der Physik’ gepubliceerde artikel een prijs zou winnen, hij deze prijs volledig aan Mileva zou afstaan..!
Nobelprijs voor Albert, het geld voor Mileva!
Zo kwam het dat Albert Einstein drie jaar later het geld, dat hij voor de Nobelprijs ontving, zijn ex-vrouw liet toekomen. Maar verre van dat het hier om een gebaar van de spreekwoordelijke grootmoedigheid zou gaan, zoals deze aan ‘Sint Albert’ door zijn hagiografen werd toegeschreven werd, gebeurde dit dus heel simpel op grond van legale druk. Mileva kon voor de scheidingsrechter namelijk keihard bewijzen dat Albert de hele tijd, vanaf het gemeenschappelijke samenleven (voor hun huwelijk leefden ze ook al 5 jaar samen), haar complete werk en uitvindingen voor zichzelf had opgeëist.
En het was Einstein die, in het kader van zijn aanstelling bij het octrooibureau, die de ideeën en wiskundige theorieën, die Mileva dus had uitgewerkt, op zijn eigen naam en zelfs ook op namen van derden liet patenteren. En dat alles zónder Mileva daarbij ook maar in een woord te hebben genoemd.
Het is in dit kader uiterst opvallend dat Einstein ook voor dit citaat staat:
“Ik zou me geen vrouwelijke Galileo, Kepler of Michelangelo kunnen voorstellen.”
Het is opvallend hoe halsstarrig de theorie is, dat Einstein de vader is van de relativiteitstheorie.
Dit verhaal, waar beide onderzoekers in 1990 mee kwamen, is feitelijk op geen enkele manier nieuw. Onderzoekster Trömel-Plötz zélf, wijst erop dat zij reeds 30 jaar geleden van Abraham Joffe, een Servische natuurkundige, en een vriend van de familie Einstein, een boek had gelezen, waarin deze Joffe getuigd, persoonlijk, de in het handschrift van Mileva Maric.
Uitgevoerde schetsen en originele manuscripten van de oorspronkelijke artikelen te hebben gezien; artikelen die later in de ‘Annalen’ gepubliceerd werden, met Albert Einstein als auteur!
De ‘mythe Einstein’ verbergt blijkbaar lelijke, dieperliggende geheimen!
Gezien het feit dat al wat hierboven vermeld is, blijkt dit geen noemenswaardige invloed op de reputatie van het ‘genie Einstein’ te hebben gehad! Sterker nog, dat zelfs de brede massa deze informatie niet eens ter kennis aanneemt, zegt genoeg. Net zoals de permanente verheerlijkingen van de persoon Einstein in de pers doorgaan en de personen die de wetenschappelijke dissidenten van het Einstein-dogma worden veroordeeld.
Het mede-daderschap van ogenschijnlijke ‘serieuze’ wetenschappelijke tijdschriften, en de astronomische bedragen die vooral in Duitsland gebruikt worden om het gelijk van Einstein te bewijzen. Maar om wat te bewijzen eigenlijk? Dit alleen al laat zien dat achter de mythe Einstein zich iets ernstigs en lelijks verschuilt. In het tijdschrift ‘La Recherche’ (Nr. 96, Januari 1996, S. 16) merkt Prof. Thruillier in dit kader op:
“Het lijkt dat de realistische natuurkunde op een bijzonder en concreet gebied, een veel omvattender programma realiseert: De constructie van een ‘supra-persoonlijke’ wereld. Een wereld die buiten ons innerlijke gevoel en waarneming ligt, maar die een hogere werkelijkheid inhoudt.“
Het was opvallend, dat het nucleaire ‘genie Einstein’, de Amerikaanse president Roosevelt per brief vroeg, op 2 augustus 1939, net voor de uitbraak van WOII én ook op 7 maart 1940, om de uranium-atoombom op destructieve manier tegen Duitsland te gebruiken
En het was ook Einstein die alles in het werk stelde, wat in zijn macht lag, om het afgooien van de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki door te drukken; het waren de twee katholieke steden van Japan.
Om zich voor deze oproep te rechtvaardigen, bracht Einstein naar voren dat er
“tegen georganiseerde macht alleen georganiseerde macht bestond.”
Kortom:
Alles is slechts relatief, ga zelf op onderzoek uit en vindt je eigen waarheid!
Guido/Want to Know
Lá era de Aquiro
https://hypertextbook.com/eworld/einstein/#first